Eug OnderbouwOnderbouw VO
Kerndoelen Kunst en Cultuur

Alle leerlingen beginnen het voortgezet onderwijs vmbo, havo, vwo met de onderbouw. Sinds 1 augustus 2006 hebben scholen meer ruimte om de onderbouw zodanig in te richten dat echt maatwerk voor alle leerlingen geboden kan worden en keuzes gemaakt kunnen worden die passen bij de school.

De term 'basisvorming' kan net als voorheen nog steeds gebruikt worden, maar de invulling van de eerste twee leerjaren kan meer verschillen. Nu wordt dan ook de meer neutrale term 'onderbouw' gebruikt. 

Leerlingen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs (vo) moeten ten minste twee vakken volgen die bij de cultuureducatie horen. Ze kunnen kiezen uit beeldende vorming (tekenen, handvaardigheid, fotografie, film, audiovisuele vorming), muziek, drama en dans. Ze mogen niet kiezen voor uitsluitend vakken uit de beeldende vorming of voor een combinatie die alleen bestaat uit drama en dans. In het eerste leerjaar kan de school besluiten om een oriëntatie op de vakken muziek, dans, drama en vakken uit de beeldende vorming te geven.

Het in de onderbouw van het voortgezette onderwijs (vmbo, havo, vwo) verplichte onderdeel Kunst en Cultuur (Cultuureducatie) wordt in vijf kerndoelen beschreven. Kunstzinnige disciplines zijn hier dans, drama, muziek, beeldende vakken.
bobbels

De kerndoelen kunst en cultuur (Cultuureducatie)
Met de vijf kerndoelen voor het onderdeel kunst en cultuur wordt het gemeenschappelijke en het gelijkwaardige van de verschillende kunstzinnige disciplines benadrukt. Doel is een brede oriëntatie op kunst en cultuur. Deze kerndoelen geven ook variatie in activiteiten aan: eigen werk maken en presenteren, andermans werk ervaren en plaatsen, verslag doen van activiteiten, en reflecteren op eigen en andermans werk.

48. De leerling leert door het gebruik van elementaire vaardigheden de zeggingskracht van verschillende kunstzinnige disciplines te onderzoeken en toe te passen om eigen gevoelens uit te drukken, ervaringen vast te leggen, verbeelding vorm te geven en communicatie te bewerkstelligen.

49. De leerling leert eigen kunstzinnig werk, alleen of als deelnemer in een groep, aan derden te presenteren.

50. De leerling leert op basis van enige achtergrondkennis te kijken naar beeldende kunst, te luisteren naar muziek en te kijken en luisteren naar theater-, dans- of filmvoorstellingen.

51. De leerling leert met behulp van visuele of auditieve middelen verslag te doen van deelname aan kunstzinnige activiteiten, als toeschouwer en als deelnemer.

52. De leerling leert mondeling of schriftelijk te reflecteren op eigen werk en werk van anderen, waaronder dat van kunstenaars